De onlangs opgerichte werkgroep 'Leefbaar OVP' heeft op 7 mei een presentatie gehouden voor de Proviniciale Staten van Flevoland om visie en voorstellen uit te wisselen over het beheer van de Oostvaardersplassen. Van deze bijeenkomst is een verslag gemaakt. Dat verslag is hier te lezen. Opmerkelijk feit was dat initiator van de OVP dhr Frans Vera zich had afgemeld voor de deze bijeenkomst, hij was in Frankrijk in die periode. Op de dag zelf was hij ineens toch aanwezig. 'Als een duveltje uit een doosje..' aldus voorzitter Jozef Linthorst.

Verslag Informatiebijeenkomst Oostvaardersplassen

Woensdag 7 mei 2014
Provinciehuis, Rietkerkzaal, 14.00-17.00 uur

Dagvoorzitter, sprekers en panelleden
Elisabeth van den Hoogen, dagvoorzitter
Jozef Linthorst, voorzitter Vereniging het Edelhert
Tom Saat, biologische boer en voormalig pachter in de Oostvaardersplassen
Theo Vulink, schrijver van het proefschrift 'Hungry Herds'
Rogier Kuil, tot 1 mei j.l. werkzaam bij DLG, spreekt op persoonlijke titel, betrokken bij het opstellen van het nieuwe beheerplan
Menno Bart van Eerden, ecoloog, spreekt op persoonlijke titel
Nico Dijkshoorn, voormalig beheerder Oostvaardersplassen
Han Olff, hoogleraar Rijksuniversiteit Groningen
Nick de Snoo, districtshoofd Flevoland Staatsbosbeheer

Eerste deel

Dagvoorzitter mevrouw Van Den Hoogen opent de bijeenkomst en heet de aanwezigen welkom. Eerste spreker, J.H.M. Linthorst
'Grote grazers en natuurwaarden gaan niet samen'

De vraag die aan de orde komt is 'gaat het huidige beheer met de grote grazers volgens een ecologisch draagkrachtmodel samen met andere natuurwaarden?' De vraag kan ook zo geformuleerd worden: 'is de grote grazer de heilige koe van de Oostvaardersplassen?'
De grote grazers waren in eerste instantie een middel voor het beheer van de Oostvaardersplassen maar sinds 1996 is het beheersprincipe veranderd en zijn de grote grazers geen middel meer maar zijn ze een doel geworden.

Zowel de grazers als de andere natuurwaarden zijn nu allebei een doel, maar ze kunnen niet naast elkaar bestaan.
De eerste escalatie ontstaat in 2005, wat heeft geleid tot het rapport ICMO-1 met aanbevelingen om het dierenwelzijn te verbeteren. Vier jaar later volgt een nieuwe escalatie, wat leidt tot het rapport ICMO-2. Dat rapport concludeert dat onvoldoende opvolging is gegeven ICMO-1 en er worden nieuwe aanbevelingen gedaan: nog eerder afschieten (van reactief beheer naar vroeg reactief beheer), onderzoek naar de effecten op Natura 2000 en de biodiversiteit, het instellen van een beheeradviescommissie en een stakeholdersoverleg. Voorts wordt opnieuw geadviseerd tot uitbreiding van het leefgebied door openstelling het Hollandse Hout, de OV Wissel en het Horsterwold.

Kijkend naar deze aanbevelingen blijkt dat het vroeg reactief beheer niet voldoende is uitgevoerd. Het gaat weliswaar over vier procent afschot maar over alle jaren heen gaat het om grote aantallen. Ook kijkend naar de andere maatregelen is de conclusie dat ICMO-2 is mislukt. Vereniging het Edelhert steunt ICMO-2 niet meer.

Ook de beheeradviescommissie is kritisch; zij constateert onder andere dat de grenzen van ICMO-2 zijn bereikt, dat er ernstige zorgen zijn over beschutting op de lange termijn en dat niet gezocht wordt naar alternatieven om de biodiversiteit en het welzijn van de grote grazers te bevorderen.
Vervolgens is het Sovon-rapport uitgekomen waaruit blijkt dat de grote grazers de reden zijn voor het verdwijnen van vogelsoorten.

De conclusie is dat er sinds de eerste escalatie eigenlijk niets ten goede is veranderd: geen uitbreiding van het gebied, een sterke groei van de grote grazers, druk op de biodiversiteit en afname van broed- en standvogels.
Het huidige beheer van de Oostvaardersplassen met grote grazers volgens een ecologisch draagkrachtmodel gaat dus niet samen met andere natuurwaarden. Geconcludeerd moet worden dat de grote grazer de heilige koe is van de Oostvaardersplassen.

Inmiddels worden in het kader van Natura 2000 allerlei maatregelen voorgesteld, zoals verlaging van het waterpeil, maar dit zijn vooral kunstmatige maatregelen, het zijn ingrepen in het natuurlijke proces. Stuur niet met het waterpeil, maar doet dat met de grote grazers. De groter grazers hoeven er niet uit maar pas een maatschappelijk draagkrachtmodel toe. In dit model wordt de populatieomvang teruggebracht en heeft de 'schade' aan de natuur een geaccepteerd niveau en kunnen de gewenste natuurlijke processen doorgang vinden.

Vraag uit de zaal: is het verminderen van de aantallen grote grazers de enige oplossing?
De heer Linthorst: de oplossing zit niet in het verlagen van het waterpeil. Deze moet gezocht worden in de aanpak van de grote grazers. Met 350 edelherten krijgt je een prachtige open structuur en een mooi landschap.

Vraag uit de zaal: en de aanpak ten aanzien van de grote grazers is?
De heer Linthorst: pas het maatschappelijk draagvlakmodel toe, overweeg hoeveel soorten grote grazers nodig zijn en breng het aantal grote grazers terug. Dat gebeurt door afschot van edelherten, het aantal koeien en paarden wordt op een natuurlijke manier teruggebracht. Pas daarna het Veluwemodel toe, dat betekent maximaal 30% afschot van edelherten per jaar.

Tweede spreker, de heer R. Kuil

'Belangrijkste maatregelen van het beheerplan'

De opdracht is aan de samenstellers van het beheerplan is 'schrijf een concept-beheerplan waarmee de doelen uit het wettelijke aanwijzingsbesluit worden gehaald en creëer zo veel mogelijk draagvlak voor dit plan'.
Voordat de belangrijkste maatregelen van het beheerplan worden besproken is het goed om te zeggen dat een oermoeras veel diversiteit biedt maar het is tijdelijke diversiteit. Er vinden na elkaar pieken in de omvang van populaties plaats.

Eén van de watermaatregelen is een waterstandverlaging en een herinundatie van het moerasdeel. Daarmee worden verschillende effecten beoogd. Zo moet een gevarieerd mozaïek van water en riet ontstaan, wat belangrijk is voor de Natura 2000 doelen. Het tijdelijk droogvallen moet leiden tot een uitgebreidere en voor vogels aantrekkelijker vispopulatie. Deze wordt nu vooral gedomineerd door karpers en brasem. Verder is helder water nodig omdat dit belangrijk is voor veel Natura 2000 soorten, maar er zijn ook soorten die profiteren van troebel water. Er is echter nu sprake van een natuurlijke toename van troebel water en deze watermaatregel moet dit teniet doen. Deze maatregel moet ook leiden tot meer ruimtelijke en temporele dynamiek in het moerasgebied.

Een nieuwe watermaatregel is het aanbrengen van een gleufstuw, waardoor het peil per jaar en seizoen meer gevarieerd kan worden en daarmee de variatie in begrazing door ganzen.

Verder moet de verbinding tussen het oostelijk en westelijk moerasdeel uitgebaggerd worden zodat deze gebieden ook bij laag water met elkaar in verbinding staan. Tot aan de grote droogval in de jaren tachtig is zo'n doorgang aanwezig geweest. Het effect is dat de wind meer grip op het gebied heeft waardoor een soort eb en vloed ontstaat. Vogels maken daar handig gebruik van.

Een belangrijke maatregel is ook het aanbrengen van vistrappen voor stekelbaarzen. Stekelbaarzen weten drooggevallen en vervolgens weer nat geworden gebieden goed te bereiken. Vistrappen bevorderen de intrek van deze vis, zodat er eerder sprake is van stekelbaarzen in de Oostvaardersplassen. Tot in de verre omgeving profiteren lepelaars hiervan in hun broedperiode. Ook de roerdomp en de zilverreiger doen er hun voordeel mee. Deze maatregel is in Noord-Holland en elders beproefd.

Omdat het ambitieniveau erg hoog is, moeten voor sommige soorten extra maatregelen genomen worden. Dit betreft de introductie van kieuwpootkreeftjes, waarvan de lepelaar, roerdomp en zilverreiger profiteren. Kieuwpootkreeftjes komen van nature voor in een gebied als de Oostvaardersplassen, maar ze zijn door landbouwactiviteiten overal sterk teruggedrongen. Een andere introductie is de Noordse woelmuis, waarvan de blauwe kiekendief profiteert. De Noordse woelmuis moet deze vogel minder afhankelijk maken van de veldmuis als er een periode is waarin het slechter gaat met deze muissoort. Deze maatregel is op Texel beproefd. De Noordse woelmuis is op het eiland hoofdvoedsel geworden voor de blauwe kiekendief.

Het gros van de Natura 2000 vogels zit in het moerasdeel en niet in het grasdeel. Als geen maatregelen worden genomen worden de doelen niet gehaald.
Ondanks de maatregelen kun je het niet alle soorten gelijktijdig naar de zin maken. Voor sommige vogels geldt dat ze het goed doen als het gebied onder water staat, andere doen het beter als het droog of minder nat is.

Twee voorbeelden. Bij een 'droge' vogel als de blauwborst zie je dat deze is gaan pieken bij de start van de droogval in de Oostvaardersplassen maar dat de soort is afgenomen met het natter worden van het gebied. De dodaar daarentegen heeft er van geprofiteerd. Het waterpeil stond een aantal jaren geleden op het hoogste niveau ooit en toen piekte de dodaar. De aantallen van deze soort zijn inmiddels teruggelopen maar de Natura 2000 doelstelling voor deze vogel is gebaseerd op de periode waarin de dodaar het goed deed. De Natura 2000 zijn niet op een langjarig gemiddelde gebaseerd maar op een periode van vijf jaar en in deze vijf jaar speelde de tweede herinundatie, het natter worden van het gebied.

De eerste conclusie is dat je niet alle doelsoorten gelijktijdig kunt laten pieken.
De tweede conclusie is dat voor bepaalde soorten drastische maatregelen genomen moeten worden om het hoge ambitieniveau te halen.

Vraag uit de zaal: het komt toch door het verdwijnen van vegetatie dat de veldmuis verdwijnt? Heeft het dan zin de Noordse woelmuis uit te zetten?
De heer Kuil: de Noordse woelmuis heeft een voorkeur voor nat grasland. Daarnaast zijn er ook delen in het grazige deel die geschikt zijn voor de introductie van de Noordse woelmuis.

Vraag uit de zaal: wordt de troebelheid van het water niet veroorzaakt door de hoeveelheid ganzen?
De heer Kuil: ganzen zijn gedeeltelijk de veroorzakers van troebel water. Ook de wind in combinatie met slibwerking en de woelende karpers veroorzaken vertroebeling. Na een droogval is water helder maar langzamerhand krijgt de vertroebeling weer de overhand. Het is een natuurlijk proces in dit gebied.

Derde spreker, de heer Vullink

'Er is cyclus en een reset in het grazige deel nodig'

De drie belangrijkste elementen van de Oostvaardersplassen zijn het waterpeil, de begrazing door ruiende grauwe ganzen en de grote grazers. In het moeras is sprake van een cyclus, van elkaar opeenvolgende fasen: moerasfase, meerfase en droge fase. Het is niet natuurlijk om het gebied op een van deze stadia te fixeren. Het gebied zit nu in een meerfase, wat eigenlijk een climaxfase is. Het is een soortenarme fase die opgevolgd wordt door de droge fase waarna de moerasfase komt die het soortenrijkst is.

Is het areaal van het grazige gebied groot genoeg? Uit onderzoek blijkt dat het benodigde areaal voor 'vrijlevende hoefdieren' tienduizend hectare moet zijn. Het gebied moet dus uitbreiden.
Het voedsel van de grote grazers bestaat voor tachtig tot negentig procent uit grassen. Bij lage begrazingsdruk hoeven grote grazers pas later in het seizoen hun vetreserves aan te spreken; ze hoeven pas later in het voorjaar te beginnen met het aanleggen van nieuwe vetreserves. Dat leidt tot een betere conditie voor de grote grazers over een lange periode van het jaar.

Grote grazers komen voornamelijk op hun vetreserves de winter door. Daarbij kunnen ze 25% van hun lichaamsgewicht inleveren en toch nog nakomelingen baren.
Hoge begrazingsdruk leidt tot een vroegtijdig te kort aan gras. De grazers worden gedwongen tot een tweede keuze voedsel zoals riet en houtachtigen. Dit is de kern van het proefschrift 'Hungry herds'. Het gaat niet over magere grazers maar over hongerige grazers die weerbarstig voedsel gaan eten. Dan gaan edelherten bomen schillen. Veel mensen denken dat dat komt omdat ze honger hebben. Ze hebben wel wat honger maar de praktijk is dat ze het nog aanwezige gras laten staan. Ze eten boomschors, om verzuring van de pens tegen te gaan; de bast voorkomt verzuring.

Analoog aan een cyclisch peilbeheer kan gedacht worden aan een cyclisch populatiebeheer in het grazige gedeelte.
In het grazig gebied is nu sprake van een grasfase met 3.000 tot 5.000 hoefdieren. Dit is een climaxfase. Wil je naar een riet-ruigte-struweelfase dan zul je het aantal dieren moeten terugbrengen naar 250 tot 500 hoefdieren. Vervolgens kun je naar de mozaïekfase met 750 tot 1.500 dieren. Deze populatie zal toenemen en struweel en riet nemen dan weer af.

Voor zestig procent van de in het aanwijzingsbesluit genoemde vogels is de randzone, het gebied tussen de graszone en het moeras, van belang. Door het aanleggen van poelen is het aantal zilverreigers sterk toegenomen. Grote grazers spelen hier een rol en zorgen dat ondiep water niet dichtgroeit. Op plekken waar het hen onmogelijk wordt gemaakt bij het water te komen groeit een sloot dicht.

In het beheerplan wordt aandacht gemist voor het gewenste areaal voor de grote grazers en de hiermee samenhangende variatie in bodem- en plantensamenstelling. Waarom wordt niet ingegaan op een reset van de begrazingsdruk en het cyclisch populatiebeheer in relatie tot de conditie van de grote grazers, de vegetatiestructuur en de doelstellingen van Natura 2000? Het zou goed zijn de inhoudelijke kennis over de mechanismen en processen in het gebied te verbeteren door het aantal studies over het gebied te vergroten.

Vraag uit de zaal: kunt u aangeven waarom u denkt dat niet wordt ingegaan op een reset van begrazingsdruk?
De heer Vulink: de natuurrecreatieve waarde van de groter grazers is erg groot.
Vraag uit de zaal: bijna alle doelen voor de Natura 2000 soorten worden gehaald met meer dynamiek in het moeras. De graslanden zijn een absolute voorwaarden om de grauwe ganzen hun werk te laten doen in het moeras. Wat is dan het dilemma tussen de grote grazers en Natura 2000?

De heer Vulink: het risico dat een statische fase ontstaat in het grazige gebied waardoor je wel een massa hebt aan grauwe ganzen maar de biodiversiteit tegelijkertijd afneemt. Je mist daarmee de blauwe kiekendief.

Reactie uit de zaal: de blauwe kiekendief wordt gediend met dynamiek in het moeras, het is een gegeven dat zelfs door de Raad van State in een uitspraak is overgenomen.
Vraag uit de zaal: uit een getoonde kaart blijkt dat er gebieden zijn met concentraties grote grazers maar ook gebieden met weinig grazers. Kan dat niet beter gespreid worden?

Reactie uit de zaal: de aanwezigheid van de grazers op een bepaalde locatie verschilt per seizoen afhankelijk van de omvang van de kudde en het aanbod van het gras. Ook speelt mee dat ganzen die het gras zo kort maken dat grazers er niet meer bij kunnen.

Vierde spreker, de heer Saat

'Seizoenbegrazing is een bewezen succes'

De problemen die zich voordoen in de Oostvaardersplassen zijn op te lossen met seizoenbegrazing. Het is geen nieuwe oplossing en het is geen experiment. Van 1990 tot 1995 heeft seizoenbegrazing plaatsgevonden in de Oostvaardersplassen op uitnodiging van de beheerder. Naast begrazing met heckrunderen en konikspaarden wilde men ook begrazing met koeien op 500 hectare. De opzet was gedurende zeven jaar een proef te houden en daarna een keuze te maken. Spreker heeft met zes biologische boeren 800 koeien in het gebied gebracht waarvoor een investering nodig was van 900.000 gulden. Het resultaat werd snel duidelijk: als natuurresulaten de doorslag moeten geven wint seizoenbegrazing het altijd van jaarrondbegrazing.

In 1993 werden tussentijds de spelregels veranderd en werd de proef plotseling beëindigd. Begrazing was geen middel meer maar het werd een doel. Men besloot dat de seizoenbegrazing uit het gebied zou verdwijnen. Toch waren de resultaten toen al overduidelijk: het natuurdoel stond voorop, de landbouw kon zich daar goed aan aanpassen. Het verbaast, dat pas de laatste jaren pas kritische geluiden te horen zijn over de begrazing die nu plaatsvindt.

Het gebied had toen nog struweel, toen was er nog beschutting, nu moet dat gemaakt worden.
In die tijd waren er meer ganzen dan er nu zijn en met name in de gebieden waar de seizoenbegrazing plaatsvond.
De koeien kregen geen krachtvoer. Er werd pacht betaald aan de beheerder terwijl de boeren er een boterham aan konden verdienen, ook al waren de vleesprijzen toen erg laag. Het overschot wat er in de zomer aan gras is, dat voer je in de winter aan de koeien. In de zomer is het gebied heel groeizaam, terwijl er in de winter juist weinig voedsel is. Zo krijg je nooit stabiele populaties. Het is hollen of stilstaan in de Oostvaardersplassen. Daar past seizoenbegrazing goed in. Alleen maar natuur, dat is een extreme dat in de toekomst geen kans meer heeft. Als het moet kunnen de koeien er zo weer in.

Vraag uit de zaal: is er overwogen dit experiment uit te proberen op landbouwgrond?
De heer Saat: een hectare landbouwgrond kost 90.000 euro per hectare. Je moet extensief werken dan heb je het al gauw over 2.000 hectaren.
Vraag uit de zaal: waarom mogen naar uw idee de boeren hier geen seizoenbegrazing uitvoeren?
De heer Saat: men wil de natuur zijn gang laten gaan, niet ingrijpen. Dat is romantiek die onder bepaalde intellectuelen erg populair is geworden.

Vijfde speker, de heer Olff

'Fout met waterbeheersing herstellen; natuur regelt zelf'

In het kader van Natura 2000 heeft Nederland de verantwoordelijkheid voor een aantal soorten: de levensbehoeften van deze soorten moeten gedekt worden zodat de populatie zich kan handhaven. Vanuit de optiek van de vogels zijn de mogelijkheden daarvoor niet groot. Er is sprake van een mis match. Habitats zijn verdwenen of bieden beperkte mogelijkheden. Er is wel sprake van vervangingshabitats, maar de natuur is dan een bijproduct van menselijke activiteiten. De soorten kunnen meeliften. Maar het lukt niet om alle soorten, waarvoor we verantwoordelijk zijn, op deze manier te behouden en het gaat vaak gepaard met hoge kosten.
In de Oostvaardersplassen zijn het niet de mensen die met kunst- en vliegwerk de juiste omstandigheden scheppen maar hebben de soorten op een of andere manier de mogelijkheid om zelf de gunstige omstandigheden te creëeren. Het gaat met pieken en dalen en het gaat met opvolging van soorten, maar het gebeurt.
De Oostvaardersplassen liggen in een gevarieerd landschap en vormen zelf een gevarieerd landschap. De soorten vinden plekken in de verschillende gebieden en ze gaan over de grenzen van deze gebieden heen. Daarin hebben ze met elkaar te maken en dat is de essentie van de Oostvaardersplassen. De aalscholver staat in het Markermeer aan de top van de voedselketen maar staat in de Oostvaardersplassen, door de voedingsstoffen die hij samen met de gans inbrengt, aan de basis van een andere voedselketen. Zebemesten de algen, de waterplanten en het jonge riet. Daar is een voedselweb op gebaseerd en aan het einde van dat web bevinden zich de Natura 2000 soorten.
Op het droge speelt iets vergelijkbaars. Daar vindt een kringloop plaats. Rund, paard en edelhert zorgen voor kort smakelijk gras voor de ganzen en ze stimuleren de activiteit van regenwormen en de bacterieën in de grond. Die stimuleren de groei van het gras en daar profiteren de grazers weer van, terwijl de ganzen intussen weer kunnen meesnoepen van het korte, smakelijke gras.

De Oostvaardersplassen hebben zich door de introductie van de grote grazers tot een samenhangend systeem ontwikkeld waarin verschillende landschapsdelen van elkaar afhankelijk zijn en waarin soorten elkaars habitat vormen in plaats van dat mensen daar voortdurend aan moeten sleutelen.
Is alles zo natuurlijk? Het huidige waterpeil en -beheer is een gevolg van de aanleg van de polder en de toen geldende inrichting die vooral gericht was op beheersing, terwijl de natuur juist behoefte heeft aan variatie. We komen er nu achter dat de feitelijk op landbouw gerichte waterbeheersing niet past bij de natuurdoelstelling. De maatregelen richten zich daarom op een meer gevarieerde hydrologische inrichting van het grazige deel, eenmalige drooglegging van het moeras en verbeterde omstandigheden voor de vis. In het grasland, dat overigens veel soortenrijker is dan veel beroemde natuurgebieden langs de uiterwaarden, moet water reguleren waar grazers kunnen komen en waar ze niet kunnen komen. Het is de bedoeling dat eilandjes ontstaan, die ontoegankelijk zijn voor de grazers waardoor meer variatie ontstaat in de structuur van de vegetatie. Helaas stroomt er geen rivier door het gebied die af en toe voor erosie zorgt en de gewenste variatie in het gebied brengt. De grazers zullen meer naar de droge delen gaan waar ze paden en poelen zullen uitlopen die, als het weer nat wordt, voor meer variatie zorgen.

De hydrologie van het natte deel is sterk kunstmatig. Zoals gezegd, er is geen rivier die voor een variabele wateraanvoer zorgt. Het gebied is afhankelijk van regen en dan is het beter om via een peilstuw te zorgen dat regenval leidt tot meer peildynamiek. Van deze variatie profiteren soorten.
Moeten we iets doen aan de dichtheden van de grote grazers? Dat gebeurt, maar door het systeem zelf. We zien nu een opkomst van onsmakelijke planten waar de grazers nooit van zullen eten. Daardoor ontstaan ruigtes waarvan insecten en muizen kunnen profiteren. Ook lijkt het er op dat de kleine grazers toenemen in aantallen, daarmee zullen ze de grote grazers terugdringen. Er is geen exponentiële toename meer van de kuddes, de tijd zal het nu gaan reguleren. Sommige jaren meer, sommige jaren minder. In de winter worden ze soms door voedsel gereguleerd maar soms ook niet, zoals afgelopen winter. De grazers hebben een prachtig leven in de Oostvaardersplassen. Ze kunnen hun partner kiezen, kiezen tot welke groep ze willen behoren en met wie ze hun nageslacht willen vormen.

De heer Saat: er is geen beter systeem dan seizoenbegrazing als het om het bevorderen van de grauwe gans gaat?
De heer Olff: het zij vooral de brandgans en de kolgans die de concurrentie aangaan met de grote grazer. Het zijn migrerende ganzen die de Oostvaardersplassen bezoeken in de periode dat ook de grazers grote behoefte hebben aan gras. Seizoenbegrazing hebben we overal, van de Oostvaardersplassen hebben we er maar een.

Vraag uit de zaal: wat is de reden dat het slecht gaat met de Natura 2000 soorten.
De heer Olff: de Oostvaardersplassen liggen nog in de luiers. Een ecosysteem heeft een lange tijd nodig om zich te ontwikkelen. De Natura 2000 doelen zijn niet compatibel met een snel veranderend en jong eco-systeem. Er is naar de periode 1999-2003 gekeken en daarvan zijn de uitkomsten heilig verklaard. We willen het houden zoals het toen was. Maar zo werkt de natuur in een jong systeem niet. Je kunt voor de Oostvaardersplassen kiezen om dat niet te doen, maar zo zijn de Europese afspraken niet. Dus wordt het systeem teruggezet naar de periode voor 1999. In feite wordt het systeem verjongd. Als het was doorontwikkeld, zouden andere Natura 2000 soorten hebben kunnen pieken. Het is overigens een verdedigbare keuze: hiermee worden bedreigde soorten geholpen.
Vraag uit de zaal: er is sprake van maximale begrazingsdruk, dus het maximaal uitbuiten van de draagkracht van het terrein. Is dat een goede zaak? Men noemt dat in de ecologie 'overbegrazing'.
De heer Olff: het begrip draagkracht in de ecologie is achterhaald. Wat een systeem kan produceren heeft een bandbreedte en hangt van interacties af. Je verwacht in de Oostvaardersplassen een uitputting van de graslanden, omdat er geen mestinjectie is maar de indruk bestaat dat de graslanden steeds productiever worden omdat er een kringloop is.

Pauze, tweede deel

In het tweede deel geven panelleden hun mening en reageren op vragen en opmerkingen uit de zaal. In het panel zitten
- Rogier Kuil
- Menno Bart van Eerden

- Nick de Snoo
- Nico Dijkshoorn

Gedeputeerde de heer Gijsberts vanuit de zaal: het beheerplan wordt vastgesteld door het rijk. Op 4 juni is er in dit huis een opinieronde over dit onderwerp. Eind juni begin juli houdt de staatssecretaris een stuurgroepvergadering. Daarna wordt het beheerplan ter visie gelegd. De status van de grote grazers speelt in het kader van de beheeradviescommissie en komt dit najaar aan de orde.

De heer Dijkshoorn: met het moerasdeel gaat het niet goed. Wat wel goed is, is de reset maar dat gekozen is om het gehele gebied droog te leggen is erg link. Het is eerder gebeurd in het westelijke deel maar toen is tijdig water toegelaten, waardoor het riet geen kans heeft gekregen het gebied te overwoekeren. Door een lange droogval, wordt het gebied ongeschikt voor de kwalificerende soorten om er te broeden en het is de vraag of ze terugkomen. Het is beter een gedeeltelijke reset te geven zodat de vogels kunnen uitwijken.
De dagvoorzitter vraagt aan de heer Van Eerden of dit risico reëel is.
Van Eerden: er zijn redenen om te bekijken om het gehele gebied moet droogvallen. De situatie in 2015 is anders dan in 1987, toen er een kleinere populatie grazers was. De vegetatie zal weer opkomen maar er zullen meer grazers zijn. Water uitlaten is nodig, anders wordt het gebied een grote bak met water. In het seizoen een gevarieerd peilbeheer voeren is moeilijk, het moet rigoureus gebeuren. Door een jarenlange drooglegging zullen de kolonievogels verdwijnen maar dat wil niet zeggen dat ze niet terugkeren. Voor de grote zilverreiger bestaat echter nog geen alternatief broedgebied.
De dagvoorzitter: waarom het gehele gebied, er lijken nadelen te zijn?
De heer de Snoo: bij de vorige droogval is gebleken dat soorten uitwijken naar plaatsen waar niemand ze verwacht. De vraag over het risico is terecht, daarom is er goed naar gekeken en heeft het beheerplan zo lang op zich laten wachten.

De heer Heerema, fractielid VVD Tweede Kamer: wil Staatsbosbeheer meer gaan meedenken over de ontwikkeling van het gebied of richt Staatsbosbeheer zich vooral op uitvoerende taken?
De heer de Snoo: natuur en dierenwelzijn zijn belangrijk. De Oostvaardersplassen hebben de afgelopen jaren een enorme sprong gemaakt wat betreft toerisme en recreatie; natuurbeleving is voor de komende jaren de grote uitdaging. Inderdaad staat Staatsbosbeheer voor grote opgaven door de bezuinigingen. Tot het generen van inkomsten behoren ook bezoek en medegebruik.

De dagvoorzitter: volgens het vogelonderzoek van Sofon zijn jonge vogels flexibel, volwassen vogels hebben meer moeite met verhuizen, ganzen blijven weg en er zijn weinig vervangende gebieden.
De heer Kuil: de ganzen zijn bij de vorige droogval gaan ruien in Denemarken en Duitsland. De ganzen zijn teruggekomen maar in kleinere aantallen, dat was beheertechnisch gunstig. De opvatting van Sovon is dat volle gebieden niet voor opvang kunnen zorgen maar dat dit moet gebeuren in gebieden die in ontwikkeling zijn. Van deze gebieden ligt er een groot aantal in Midden- en Noord-Nederland. Een overzicht daarvan staat in het beheerplan. Ook is gekeken naar moerasgebieden in en buiten Europa waar, om verschillende redenen, droogval voorkomt. Daaruit blijkt dat moerasvogels terugkeren. Met deze informatie heeft Sovon niet zoveel gedaan.

Vraag van de heer Plate, VVD-statenfractie: wat zijn de belangrijkste inzichten bij de panelleden die zij deze middag hebben opgedaan?
De heer Dijkshoorn: er is te weinig gekeken naar het grasgedeelte en de biodiversiteit daarvan.
De heer Kuil: er zijn veel wensbeelden ten aanzien van dit gebied.

De heer van Eerden: de Oostvaardersplassen hebben geen replica elders in Nederland, steeds meer mensen zien dat in. Anderzijds is het zo dat er een simplificatie optreedt. Bij de maatregelen gaat het om de details, daar moet overeenstemming over bestaan en dan moet je keuzes maken.
De heer de Snoo: het is belangrijk om stappen te gaan zetten. Er is inmiddels vier jaar gewerkt aan het beheerplan; niets doen is zeer slecht voor een aantal soorten. In het natte deel zitten de kansen: er is bij velen overeenstemming over de peilverlaging.

Opmerking uit de zaal: er moet een keuze gemaakt worden, het is of Natura 2000 of het is een ecologisch aanpak. Beiden gaan niet samen.
De heer Van Eerden: Natura 2000 of een ecologische aanpak hoeven niet tegenover elkaar te staan.
De heer Vera vanuit de zaal: het is een merkwaardige discussie dat Natura 2000 doelen niet verenigbaar zijn met ecologische doelen. Het gebied valt onder de Vogel- en habitatrichtlijn. Daarin wordt onder 'natuurlijk' verstaan: 'puur natuurlijk' en 'half natuurlijk'. Natura 2000 zet er een kop op: het aangewezen gebied moet worden ondergebracht in een netwerk. De doelstelling voor de vogels is niet zo strikt. Er is een uitspraak van de Raad van State over de blauwe kiekendief in de Oostvaardersplassen: niemand is gehouden aan de broedaantallen, dat zijn slechts indicaties ten behoeve van de draagkracht. In het Biodiversiteitsverdrag bestaat biodiversiteit uit drie elementen: diversiteit aan natuurlijk functionerende ecosystemen, diversiteit aan soorten en de diversiteit binnen soorten. Iedereen lijkt in Nederland alleenmaar over de laatste twee te praten. Het verdrag bepaalt dat soorten moeten worden ondergebracht in natuurlijk functionerende ecosystemen. Wat gecreëerd wordt aan moeras of gras, moet deel zijn van een zo natuurlijk mogelijk systeem. Je kunt niet zo maar gaan knutselen aan soorten en omstandigheden.
De heer Olff: Natura 2000 is bedoeld om belangrijke natuurgebieden in Europa te behouden. De Oostvaardersplassen moeten hun huidige waarde behouden en daarvoor worden maatregelen getroffen. Natura 2000 is niet geschikt om een discussie over begrazing te houden.

De dagvoorzitter: daarmee sluit u een discussie over begrazing uit. Er staat in het beheerplan dat begrazingsdruk schadelijk is.
De heer Vera vanuit de zaal: nee, dat staat er niet. Er staat dat een verandering optreedt op met name de Stort. Dat is al in 1983 aan de orde geweest. Wat gaat gebeuren is al lang gepland.
De heer De Snoo: de opgave is om binnen het eerder vastgestelde Aanwijzingsbesluit een zo goed mogelijk beheerplan te maken. Een belangrijk deel van de discussie die hier gevoerd wordt, voert terug op stappen die eerder genomen zijn en die geresulteerd hebben in het Aanwijzingsbesluit.
De heer Dijkshoorn: ook het grasland moet geoptimaliseerd zijn voor de natuur, ondanks de regels. Dus niet alleen ingrijpen in het moeras maar ook in het grasland. Dus ook meer reguleren met de grote grazers.
De heer Beusekom, oud-directeur van Staatsbosbeheer, vanuit de zaal: er is geen ecologisch argument genoemd om niets aan de begrazing te doen. Het is duidelijk dat de boot hierover wordt afgehouden. Maar dit is wel een kernpunt.
De heer Kuil: het is geen onderdeel van de opdracht. Maar kennelijk wil men meer. Niet alleen de dertig soorten van Natura 2000 maar ook landschappelijkheid met de daarbij behorende biodiversiteit. Maar de vogelsoorten die horen bij het grazige deel maken geen onderdeel uit van de opdracht.
De heer Linthorst: de beheeradviescommissie wil biodiversiteit en zegt dat de Natura 2000 doelstellingen met dit beheer niet worden gehaald. De commissie moet nog met een advies komen maar blijkbaar moet zij achter de muziek aanlopen. De volgorde is verkeerd.
De heer Saat: het is in 1993 staatssecretaris Gabor geweest die besloten heeft de seizoenbegrazing te beëindigen. Als later commotie ontstaat over de jaarrondbegrazing krijgt Gabor de opdracht dat te onderzoeken. Het is de slager die zijn eigen vlees keurt. Ook het Ministerie van Economische Zaken, als opdrachtgever van het beheerplan, lijkt alleen van jaarrondbegrazing zonder ingrijpen gehoord te hebben. De heer Kuil: in de Tweede Kamer is er meerdere keren over gediscussieerd. De beheeradviescommissie heeft geadviseerd over het managementplan en gezegd dat het een goede uitvoering is van ICMO-2. De Tweede Kamer heeft besloten ICMO-2 uit te voeren, inclusief het daarbij behorende managementplan van Staatsbosbeheer. Economische Zaken voert een besluit van de Tweede Kamer uit.
De heer Saat: er is weinig kennis over natuurbeheer in de Tweede Kamer. De ambtenaren zijn hier aan het roer .
Een vertegenwoordiger van de Werkgroep Leefbaar Oostvaardersplassen vindt dat de politiek keuzes moet gaan maken. De werkgroep staat voor een Oostvaardersplassen die binnen Natura 2000 valt waar een beheerbeleid op de grote grazers wordt gevoerd.

Een deel van de film De Nieuwe Wildernix wordt vertoond.

De dagvoorzitter: is de film stemmingmakerij?
De heer Olff: de film is stemmingmakerij van een pro-jachtassociatie. Het is niet het discussie-onderwerp van deze bijeenkomst maar er zijn verschillende visies op het beheer van populaties. Je kunt als mens kiezen voor een bepaald landschap en daar hoort afschot van dieren bij om dat landschap in stand te houden. Je kunt ook een ecosysteem laten bepalen hoeveel dieren in dat systeem kunnen leven. Dat is het systeem waarvoor gekozen is voor de Oostvaardersplassen. Daar hoort het sterven van dieren bij en daarbij is voor een humaner beleid gekozen door een vroeg reactief beheer. De discussie daarover is uitgebreid gevoerd en inmiddels hebben we te maken met bestaand beleid. De spreker heeft veel onderzoek gedaan naar begrazingssystemen en daarbij vormen de Oostvaardersplassen een bijzonder geval waarvan het interessant is om de ontwikkelingen te volgen. Er zijn voldoende regulatiemechanismen waardoor de populatie binnen bepaalde grenzen zal fluctueren. Er zullen niet meer dieren bijkomen en het dierenwelzijn is acceptabel opgelost. En, het grasland heeft meer soorten planten per vierkante meter dan de mooiste natuurgebieden.
De heer Dijkshoorn: reguleren hoeft niet uitsluitend via afschot. De beelden laten zien wat er gebeurd met hongerende dieren. Wie dit experiment verdedigt maakt zich schuldig aan het lijden van deze dieren. De heer Kuil: er zijn veel plekken op de wereld met begrazing. Daar kun je deze beelden ook maken. De keuze is gemaakt en die zal wel bediscussieerd blijven.
De heer Van Eerden: het is van belang om naar de goede uitvoering van de details te kijken, emoties zijn daarbij niet zo waardevol.
De heer De Snoo: als het beheerplan is vastgesteld volgen de uitwerkingsplannen. Daarin zit de kwaliteit
van het werk.

Reactie uit de zaal: de getoonde beelden van de Nieuwe Wildernix zijn geen stemmingmakerij maar ze laten de realiteit van de Oostvaardersplassen zien.

De dagvoorzitter: kun je met waterpeilbeheer het gedrag van de grazers sturen?
De heer Vera: dat verandert niets aan het welzijn van de dieren. Waar het nu om gaat is dat een fout in het peilbeheer wordt hersteld en dat je er naar streeft dat ingrijpen in de toekomst niet meer nodig is.
De heer Geersing: het is toch niet duidelijk waarom de ene keer wel maatregelen kunnen worden genomen en de andere keer niet.
De heer Saat: regulering van begrazing is absoluut positief voor de biodiversiteit.
De heer Beusekom: je moet over begrazing kunnen discussiëren maar het is beslissing van een kleine groep die zich heeft vastgebeten in een dogma.

Vraag uit de zaal: politiek is emotie, natuur is emotie, daar kunnen we bij dit onderwerp niet om heen. Als de Staten vergaderen over dit onderwerp zit de tribune vol. Dan moeten de beslissingen goed beargumenteerd zijn en die informatie lijkt er nu nog niet te zijn. De deskundigen spreken elkaar te veel tegen. Het zou goed zijn om een vervolgbijeenkomst te houden.

De heer Geersing: in de politiek is er niet veel kennis over dit onderwerp, daarom is deze bijeenkomst goed. Maar het is wel nodig om alles boven water te krijgen.
De heer Olff: het advies aan de politiek is 'houd de ogen op de bal gericht'. Die bal is hoe dit gebied beheerd wordt zodat de Natura 2000 doelen voldoende afgedekt zijn. Het is duidelijk dat 95% van de doelen gerealiseerd moet worden in het natte deel en er is een grote overeenstemming dat een reset van het natte deel waarschijnlijk lijdt tot het halen van de doelen. Het gaat dus niet over het verhogen van de biodiversiteit of het verkrijgen van struweel in het begraasde deel en het gaat niet over dierenwelzijn. Het gaat om de maatregelen om de Natura 2000 doelstellingen te realiseren en daar is overeenstemming over. De uitkomst van deze middag is niet 'we weten het niet', wel dat we het eens zijn.

De heer Van Eerden: een vervolgbijeenkomst zou goed zijn. Maak een verfijning, maar zorg dat de beslisboom zich niet verbreedt maar dat het juist inzichtelijker wordt waarom bepaalde beslissingen worden genomen.
De heer De Snoo: er zijn veel partijen bij het onderwerp betrokken. De provincie heeft verantwoordelijkheid ten aanzien van natuurdoelen en vergunningen voor Natura 2000 gebieden en heeft straks de verantwoordelijkheid toe te zien op de uitvoering van de maatregelen van het beheerplan. Dierenwelzijn valt onder het Ministerie van Economische Zaken; de beheeradviescommissie zal met haar bevindingen komen. De beheerder moet binnen de beleidskaders haar werk doen. Er zijn dus veel partijen die met elkaar stappen moeten zetten. Het grootste risico is dat we zo lang met elkaar bezig zijn, dat we niet de stappen nemen die nodig zijn. De oproep is elkaar op te zoeken op de punten die ons binden.

De dagvoorzitter dankt de deelnemers voor hun bijdrage en beëindigt de bijeenkomst.